ik heb in mijn boek een som staan waarvan ik de uitleg in het nakijkboek niet snap. dit is de som: figuur I heeft een oppervlakte van 2,4 figuur III is een vergroting van I en heeft een oppervlakte van 162. nu moet ik de vergrotingsfactor gaan uitzoeken, maar ik snap niet welke formule je daarbij moet hebben... alvast bedankt :)
marloe
Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo - maandag 28 juni 2010
Antwoord
Bij lastige problemen kan je proberen om het probleem eerst 's op te lossen met een eenvoudiger voorbeeld. Neem 's een vierkant van 1 bij 1. De oppervlakte is 1. Als je nu een vergroting maakt, bijvoorbeeld 3 keer zo groot dan wordt de oppervlakte 9 keer zo groot!
Neem een vierkant van 2 bij 2, de oppervlakte is 4. Als je dit vierkant nu 3 keer zo groot maakt dan wordt de oppervlakte 36. De oppervlakte was 4 en nu is de oppervlakte 36. De oppervlakte is 36:4=9 keer zo groot. De vergrotingsfactor is dan gelijk aan Ö9=3.
Bij jouw voorbeeld: deel 162 door 2,4 en neem de wortel! Je hebt dan je vergrotingsfactor te pakken.