Volgens mij werd er bedoeld kans op minstens één zes per worp. (Daar ga ik in elk geval maar vanuit.)
Tot 1-(5/6)^2 snap ik wat je bedoelt. Daarna weet ik het niet meer zeker. Geldt: P(k=2)= 1- (1-(5/6)^2) en zo verder totdat je P(k=4) hebt?
Floor
Leerling bovenbouw havo-vwo - zaterdag 17 april 2010
Antwoord
Dag Floor, Per worp met twee dobbelstenen is de kans dat er minstens één 6 bij zit (dus aantal zessen in die twee dobbelstenen 1, dus 0) gelijk aan 1-(5/6)2=11/36.De kans op geen zes is (5/6)2=25/36.
Nu kijk je naar 4 worpen met twee dobbelstenen. Elke keer is de kans op succes (=minstens één zes) gelijk aan 11/36 en de kans op mislukking 25/36. Ze gooit drie keer achter elkaar mis en dan raak. Dus: (11/36)3*(25/36).