Iemand vult op de gok alle dertig vragen van een vier-keuze-toets in. De inspectie wil dat in zo’n geval de kans op slagen voor de toets hoogstens 5% is. Welk aantal vragen moet je minstens goed hebben om dan toch nog te slagen?
ik zelf heb alles eerst op een rijtje gezet 30 vragen vierkeuze hoogstens 5% slagen n=30 p=0.25
toen heb ik het in y1 gezet y1= binomcdf (30,0.25,X) en toen table zoeken naar 0.05 of hoger x=4=0.0979 je hebt dus vier vragen maar klopt dit, ik betwijfel het. als het fout is hoe zou het dan moeten, en wat doe ik fout? al vast heel erg bedank dat u mij geholpen heeft
Marlie
Leerling bovenbouw havo-vwo - dinsdag 23 februari 2010
Antwoord
Beste Marlies, 4 antwoorden goed is inderdaad niet een erg waarschijnlijke norm om te slagen.
De examen commissie zal een grens stellen: Je moet bijvoorbeeld minstens m vragen goed hebben om te slagen. Daarbij willen ze dat de kans op m of meer goede antwoorden bij iemand die alles moet gokken kleiner is dan 5%. Dus moet P(x=m) kleiner zijn dan 5%. Maar: binomcdf(n,p,k) geeft de kans op k of minder succesen uit n. Kan je nu zelf na gaan dat m minstens 13 moet zijn? Succes, Lieke.