Een driehoek heeft als omtrek 30 meter en als opp 30 m2. Bereken de rechthoekszijden. Ik weet niet hoe ik dit moet omvormen naar een tweedegraadsvergelijking.
Louis
2de graad ASO - zondag 6 december 2009
Antwoord
Noem de rechthoekszijden even a en b. De schuine zijde is dan Ö(a2+b2) De omtrek is dan a+b+Ö(a2+b2)=30 De oppervlakte is gelijk aan 1/2ab=30, dus ab=60, dus b=60/a. We gaan nu a+b+Ö(a2+b2)=30 herschrijven om die wortel kwijt te raken. We maken ervan: Ö(a2+b2)=30-(a+b) Beide zijden kwadrateren levert: a2+b2=(30-(a+b))2 Dus a2+b2=900-60(a+b)+(a+b)2 a2+b2=900-60a-60b+a2+2ab+b2 Dus 0=900-60a-60b+2ab Invullen van b=60/a levert dan: 900-60a-3600/a+120=0 Dus -60a-3600/a+1020=0 Vermenigvuldigen met a levert dan -60a2-3600+1020a=0 Delen door -60 levert dan: a2-17a+60=0. (a-5)(a-12)=0 a=5 of a=12 Bij a=5 hoort b=60/5=12 (en bij a=12 hoort b=60/12=5. Dus de rechthoekszijden zijn 5 en 12.