de 1/3 laat ik even buiten beschouwing. op het eind vermenigvuldigen met 1/3.
Som = ( 1+ 2.(5/6)1+ 3·(5/6)2+...n.(5/6)n-1) (5/6).som= 5/6 +2.(5/6)2 (n-1).(5/6)n-1 + (n+1)·(5/6)n dus : 4/6 som = 1+ (5/6)1+(5/6)2 + (5/6)n-1) - (n+1).(5/6)n
dus 4/6 som = (1-(5/6)n / (4/6) - (n+1)·(5/6)n dus som = 6/4.((1-(5/6)n / (4/6) - (n+1)·(5/6)n) nu nog die 1/3 terughalen geeft. 1/2( .((1-(5/6)n / (4/6) - (n+1)·(5/6)n)
wat is dan de limiet ( als bovenstaande goed is) uhm geen idee. ik weet niet hoe ik de limiet van (n+1)·5/6)n moet bepalen.
aub uw hulp voor dit al. bij voorbaat dank. jan.
jan he
Student hbo - maandag 7 september 2009
Antwoord
Maak je na de regel die met het woordje 'som' begint geen vergissing? Deze 'som'regel vermenigvuldig je met 5/6. Dat kan een goede stap zijn. Maar, dan wordt het toch (5/6)S = 5/6 + 2.(5/6)2 + 3.(5/6)3 + ....? Maar jij zit met factoren (n-1) enz. te werken. Waar komen die vandaan?
De rij (nog steeds afgezien van de 1/3) is een reken-meetkundige rij. De rij 1, 2, 3, 4, is het rekenkundige deel en de rij 5/6, (5/6)2, (5/6)3 is het meetkundige deel.