Stel je hebt 12 kaarten: 4 heren, 4 dames en 4 boeren.
En er wordt gevraagd wat de kans is dat er 2 kaarten worden getrokken van 2 dames, tegelijk. Dan lijkt mij dat: 4·3 / (12! / (2! · 10!)) = 12/66
Maar indien dan de kans wordt gevraagd op het trekken van een dame en een heer, is dit dan 4·4 / (12! / (2! · 10!)) = 16/66 of is het gewoon analoog aan het bovenstaande
En indien er geen sprake is over tegelijk pakken, maar met terugleggen in bijvoorbeeld de eerste situatie van 2 keer een dame te trekken, komen we dan uit op de tweede formule en dus 16/66?
Is dat zo correct?
Vriendelijk dank,
Lien
Lien
Student universiteit België - vrijdag 3 juli 2009
Antwoord
P(2 dames) = 4/12 · 3/11 = 6/66 Iets officiëler aangepakt: (4nCr0).(4nCr2).(4nCr0)/(12nCr2) waarbij de machinetaalafkorting nCr een binomiaalcoëfficiënt voorstelt. 12nCr2 is dan wat meestal 12 boven 2 wordt genoemd.
P(1 dame en 1 heer) = 4/12 · 4/11 · 2 = 16/66. De factor 2 is nodig omdat de kaarten in twee volgorden gekozen kunnen worden.
Als de getrokken kaart eerst wordt teruggelegd, dan verandert het als volgt. P(2 dames) = 4/12 · 4/12 en idem voor de overige vragen. Het verschil met de eerste situatie zie je in de noemers van de breuken. Die blijven nu onveranderd gelijk aan 12.