ik had een vraagje over als er 3 dobbelstenen worden geworpen. Wat is dan bv. de kans dat je twee keer een vijf gooit en één keer een zes? Moet je dan doen: P= (1/6)· (1/6)· (1/6)· 3 (volgorde) = 1/72 of: P= (1/216)· (1/216)· (1/216)· 3 (volgorde) = 3/10077696
Die 216 komt dan van: 6 x 6 x 6 = 216 Omdat je dan 3 dobbelstenen hebt.
Bedankt alvast.
Laya H
Student hbo - zondag 14 juni 2009
Antwoord
Bij de eerste uitwerking redeneer je als volgt: bereken de kans op bijvoorbeeld 5,5,6 (precies in die volgorde). Dat is gelijk aan (1/6)3. Hoeveel volgordes kan je maken? Dat zijn er 3. Dus de kans op twee keer vijf en één zes is 3·(1/6)3. Prima redenering!
Bij de tweede redenering is mij niet duidelijk wat 1/216 voorstelt. Dus dat is niks.
Misschien dacht je meer aan zoiets: er zijn 216 verschillende worpen met 3 dobbelstenen als je let op de volgorde. Van 1,1,1 t/m 6,6,6. Bij hoeveel van die verschillende permutaties komen 2 vijven en 1 zes voor? Dat zijn 3 mogelijkheden: 5,5,6 en 5,6,5 en 6,5,5. Dus de kans op twee vijven en een zes is 3/216. Dat kan ook...