Algebra

Analyse

Bewijzen

De grafische rekenmachine

Discrete wiskunde

Fundamenten

Meetkunde

Oppervlakte en inhoud

Rekenen

Schoolwiskunde

Statistiek en kansrekenen

Telproblemen

Toegepaste wiskunde

Van alles en nog wat


\require{AMSmath}

 Dit is een reactie op vraag 59243 

Re: Wortelvergelijking oplossen

In mijn antwoorden boekje staat het zo:
2Öx-5 = 13 - x (de wortel heeft betrekking op de gehele x-5)
wordt 4x -20 = 169 - 26x + x2
is x2 - 30x + 189

etc etc.

Maar ik snap niet hoe ze bij die 4x -20 = 169 - 26x + x2
uitkomen.. ?

Sonny
Leerling bovenbouw havo-vwo - vrijdag 8 mei 2009

Antwoord

Heb je wel 's van haakjes gehoord? Die haakjes van jou horen dan gewoon om x-5 denk ik...

2Ö(x-5)=13-x

Links en rechts kwadrateren geeft:

4(x-5)=(13-x)2

4x-20=169-26x+x2

Enz...

...en niet vergeten je antwoorden te controleren... maar dat had ik al gezegd geloof ik...

PS
(a·b)2=a2·b2
Zie ook 1. Rekenregels machten en logaritmen

WvR
vrijdag 8 mei 2009

©2001-2024 WisFaq