Momenteel bereid ik mijzelf voor op een wiskundetoets, maar twee sommen kan ik niet oplossen, terwijl wij deze stof wel kunnen verwachten op het tentamen. Kunt u mij hierbij helpen? Ik weet niet hoe ik te werk moet gaan.
1¸(x-y)(y-z) - 1¸(y-z)(z-x) + 1¸(x-z)(x-y)
en
(1-x¸Öy) (1¸x-Öy)
Sonny
Leerling bovenbouw havo-vwo - dinsdag 5 mei 2009
Antwoord
Bij de eerste gaat het om 'onder één noemer zetten'. Het zijn drie breuken die je gelijknamig wilt maken, want gelijknamige breuken kan je optellen. Dat gelijknamig maken gaat (eigenlijk) hetzelfde als bij bekende getallen.
Bij de tweede is het vooral een kwestie van de haakjes wegwerken...