De volgende opgave ziet er eenvoudig uit, maar zoals dikwijls het geval is bezorgt hij de meeste hoofdbrekens: Int (1 + sin 2Q)3 d(Q). Stel t=1+sin2Q, dt=2·cos2Q·d(Q), d(Q)=(1/2·cos2Q)·dt, zodat: 1/2 Int{(1+sin2Q)3}/cos2Q·d(1+sin2Q). Als ik nu besluit tot p.i.; u= 1/(cos2Q), du=-2·sin2Q/(cos2Q)2·d(Q) dv=(1+sin2Q)3·d(1+sin2Q), v= 1/4(1+sin2Q)4. Wie kan mij bevestigen, dat ik op de juiste weg zit? Bij voorbaat hartelijk dank!
Johan
Student hbo - dinsdag 21 april 2009
Antwoord
Dag Johan, Ik zou die derde macht eerst eens uitwerken. Dan houd je termen over met sin(2q), sin 2(2Q) en sin3(2Q), die elk te primitiveren zijn. ALs het zo nog niet lukt hoor ik het wel. Succes, Lieke.