Onderstel dat a, b en c drie (niet noodzakelijk verschillende) getallen zijn, lukraak gekozen (met terugplaatsing) uit de verzameling {1,2,3,4,5}. De kans dat a·b+c even is, is gelijk aan...?
Ik weet dat als a·b even is dat c ook even moet zijn en als a·b oneven is dat c dan ook oneven moet zijn. Maar als ik dat uitreken kom ik nooit aan de oplossing van 59/125
mvg SP
SP
3de graad ASO - zaterdag 28 maart 2009
Antwoord
En wat bekom je dan als kans dat a·b even/oneven is?
Stel anders gewoon een kansboom op (het even-oneven zijn van eerst a, dan b en dan c zorgen voor de vertakkingen) en tel dan aan het uiteinde alle kansen op waarbij a·b+c even is...