Gegeven zijn de punten A(-3,4,-2), B(4,3,-3) en C(3,-1,-2) alsook het vlak alfa met vergelijking (x,y,z)=(-3,-2,2)+µ(1,2,1)+(-1,3,2). De punten P en Q behoren respectievelijk tot het vlak alfa en de rechte BC, zodanig dat de oorsprong O het zwaartepunt van de driehoek APQ is. Bereken de coördinaten van de punten P en Q.
Oplossing: O=(A+P+Q)/3 ==> P+Q=3O-A=(3,-4,2)
Maar hoe moet ik nu verder te werk gaan?
Roel D
Student universiteit België - maandag 9 december 2002
Antwoord
Zo te zien ben je al een aardig eindje gekomen. Het gaat er nu nog om om een uitdrukking voor punt P en punt Q te kiezen.
De lijn BC kun je schrijven als een vectorvoorstelling, net zoals je met het vlak gedaan hebt. BC:(x,y,z)=B+l(C-B) = (4,3,-3)+l(-1,-4,+1)
dus punt Q is te schrijven als Q(4-l, 3-4l, -3+l), en P is te schrijven als P(-3+m-f, -2+2m+3f, 2+m+2f)
vanwege P+Q=(3,4,-2) krijg je 3 vergelijkingen met 3 onbekenden: