eigenlijk heb ik geprobeerd om ze op te lossen en ik kreeg voor a) V= ]-oneindig; -V2[ U ]-2/5; 2V2[ U ]4; +oneindig[
en voor b: V= ]-oneindig; -3V3[U]V3;+oneindig[
Maar ik denk niet dat ze juist zijn, dus kunt u in stap per stap uitleggen?
ik heb een tekentabel van drie rijen 1rij= alle nulpunten 2rij= tekens T(x) en 3rij= tekens N(x) maar bij de tekens van T(x) zet ik onder de nulpunten van N(x) een verticale streep omdat ze daar niet erbij horen. .....
en bij b begrijp ik het helemaal niet :(
Alvast bedankt,
....
2de graad ASO - zaterdag 31 januari 2009
Antwoord
Hallo
Ik denk dat je wat meer zelfvertrouwen mag hebben. Je eerste oefening is perfect. Voor de tweede oefening heb ik slechts één opmerking. De breuk mag ook gelijk zijn aan nul. Dus x = -5+2Ö3 (nulpunt van de teller) is ook een oplossing. Dus V = ]-¥ ; -3Ö3[ È {-5+2Ö3} È ]Ö3 ; +¥[