Op 2 jan. j.l. vroeg een student 3de graad ASO om het volgende op te lossen: sinx·cosx+2sinx-2cosx-2=0
De docent antwoordde als volgt:
Noem sinx-cosx=u, dan u2=sin2(x)-2sin(x)cos(x)+cos2(x) enz helemaal mee eens.
Tenslotte komt de docent bij: sin(x)-cos(x)=1 of sin(x)-cos(x)=3 Helemaal accoord! Maar dan wordt genoteerd: 2(sin(x-1/4))=1
Ik begrijp deze sprong niet! Bij voorbaat dank!
Johan
Student hbo - vrijdag 9 januari 2009
Antwoord
Begin eens aan de andere kant: sin(x-1/4p) = sin(x)cos(1/4p) - cos(x)sin(1/4p) en als je nu de bekende waarden voor sin(1/4p) en cos(1/4p) invult én de factor Ö(2) niet vergeet, dan zie je het direct.
Natuurlijk is dit terugwerken niet helemaal 'eerlijk'. De vergelijking waar je mee zit is van het type acos(x) + bsin(x) = c en in elk boek dat de goniometrie voldoende diepgaand behandelt, wordt de algemene aanpak behandeld. Vermoedelijk heeft de beantwoorder van de eerdere vraag deze aanpak als bekend onderstelt.