ik kom dan op het volgende als je z2 -4z + c2 neemt. z = dan x2.
(z-2)2 . ( c-2).(c+2)= 0 dan is c=2 v c=-2 of x is Ö2 ( z is namelijk (x2). maar hoe herleid ik hier dan uit, dat -2=c=2 ( dat is immer meer dan enkel c=2 of c= -2. toch? of moet ik dan de discriminant gebruiken alvolt van de abc formule
4+-Ö16-4.c2 dus c2 mag niet groter zijn dan 4 dus c zitten tussen de -2 en +2?
jan
Student hbo - zondag 14 september 2008
Antwoord
Voor z2-4z+c2=0 geldt dat D=(-4)2-4·1·c2=16-4c2. Deze vergelijking heeft alleen reële oplossingen als D0.
16-4c0 geeft -2c2
Nu moet je alleen nog even 'afvragen' of z=x2 wel in alle gevallen oplossingen voor x geeft.