Ik zit weer vast... Ik kom wel tot de jusite oplossing, maar ik kom er op de verkeerde manier. Ik heb een vergelijking nodig met onbekenden. Kan iemand helpen? Dit is het vraagstuk:
In een jeugdvereniging moet een groepsodracht uitgevoerd worden. Als de deelnemers in groepen van 4 verdeeld worden, dan blijft er 1 persoon over. Plaatst men ze in groepen van 5, dan blijven er 2 over en er zouden dan ook 2 groepen minder zijn. Hoeveel deelnemers zijn er?
Alvast bedankt
Ruben
2de graad ASO - zondag 4 mei 2008
Antwoord
wat is de onbekende? de deelnemers
dus x=deelnemers
y is het aantal groepen
je weet "Als de deelnemers in groepen van 4 verdeeld worden, dan blijft er 1 persoon over"
1 + 4.y = x
men ze in groepen van 5 verdeeld, dan blijven er 2 over en zouden er ook 2groepen minder zijn