Ik geloof dat ik het nu een beetje door heb. Ik heb nog een poging gedaan om achter het antwoord te komen en het is inderdaad handig om het met het Vaasmodel te berekenen.
Ik heb in de rekenmachine bij opdracht 1 dit ingevoerd: 6 nCr 5 · 14 nCr 0 : 20 nCr 5 = 0,00038700
Bij opdracht 2: 5 nCr 5 · 15 nCr 5 : 20 nCr 5 = 0,0006 Omdat ik de kans van beide landen (S en D ) moet weten tel ik ze op en kom ik op 0,0006 + 0,0003 = 0,0009 uit
Moet deze nu van 1 afhalen? Dan hou je 0,0995 over..
Ik hoop dat u nog een keer kan kijken naar m'n antwoorden.
Sander
Leerling bovenbouw havo-vwo - zaterdag 5 april 2008
Antwoord
Alleen de derde vraag heeft nog wat bijsturen nodig. Je wilt 2S, 0D, 1F, 0G en 2 N hebben uit de 'vaas'. Dat geeft: (5 nCr 2) * (6 nCr 0) * (2 nCr 1) * (4 nCr 0) * (3 nCr 2) mogelijkheden en de kans ontstaat weer door door de inmiddels overbekende 20 nCr 5 te delen. En ook hier kun je de getallen zoals 6 nCr 0 weer weglaten omdat er 1 uitkomt. Door ze erbij te schrijven krijg je wel een helder beeld van wat je nou wél of juist niet pakt.