A: hoe kan Guus binnen een minuut alle getallen van 1 tot en met 100 bij elkaar opgeteld hebben.
B: Stel dat je niet de eerste 100 getallen bij elkaar moet optellen maar de eerste k, waarbij k een of ander getal is. Hoeveel is dan 1+2+3+.......+k?
Ruben
Leerling bovenbouw havo-vwo - woensdag 7 november 2001
Antwoord
Stel T = 1 + 2 + 3 + ... + k Zet eronder dezelfde serie getallen maar dan in de omgekeerde volgorde: T = k + ... + 3 + 2 + 1 Tel dan de getallen die boven elkaar staan bij elkaar op. Elke som is dan gelijk aan k+1, waarvan je er k hebt; zodat 2T = k(k+1) Dus: T = 1/2k(k+1)