Aarghhh en hier vertrouw ik mezelf echt niet meer. Of moet het wel zo? Deze som gaat echt te ver.
Pieter
Leerling bovenbouw havo-vwo - vrijdag 17 augustus 2007
Antwoord
We zullen 's met de eerste beginnen....
De opgave: 26x=8x2-3
Vergelijkingen met machten pak je meestal aan dat je uitkomt op een vorm als:
2a=2b
In zo'n geval weet je dat a=b.
Zo ook hier:
26x=8x2-3 26x=(23)x2-3 26x=23x2-9 6x=3x2-9 ..en dan verder oplossen....
Bij de tweede vergelijkingen is het misschien handig te bedenken dat 8log2 'gewoon' een getal is! Het is namelijk gelijk aan 1/3. Dat is iets wat je eventueel met log(2)/log(8) met je GR nog wel kan bepalen. Maar als je begrijpt wat logaritmen zijn kan je 't ook zonder!
glog(a)=b Û gb=a Dus 8b=2 Þ b=1/3
De vergelijking wordt dan: 1/3=6x3-28 En dan verder oplossen...