\require{AMSmath} Ggd ggd(n3+2·n,n4+3·n2+1)=1bewijs dit jef 3de graad ASO - zaterdag 14 juli 2007 Antwoord Beste,We gebruiken: d|a en d|b Þ d|x.a+y.b (voor elke gehelen x en y). Deze stelling ligt aan de basis van het algorithme van Euclides.In het bijzonder kiezen we x en y telkens zodat de graad van de veeltermen in n vermindert:d|n4+3n2+1 en d|n3+2n, zodatd|1.(n4+3n2+1)-n.(n3+2n) of d|n2+1En dus:d|1.(n3+2n)-n.(n2+1) of d|nUit d|n4+3n2+1 en d|n, vinden we:d|1.(n4+3n2+1)-(n3+3n).n en dus d|1.Bijgevolg moeten alle gemeenschappelijke delers d van n4+3n2+1 en n3+2n, delers zijn van 1. En zo kan enkel 1 een gemeenschappelijke deler zijn.Besluit: ggd = 1.MVG,Andros andros zaterdag 14 juli 2007 ©2001-2024 WisFaq
\require{AMSmath}
ggd(n3+2·n,n4+3·n2+1)=1bewijs dit jef 3de graad ASO - zaterdag 14 juli 2007
jef 3de graad ASO - zaterdag 14 juli 2007
Beste,We gebruiken: d|a en d|b Þ d|x.a+y.b (voor elke gehelen x en y). Deze stelling ligt aan de basis van het algorithme van Euclides.In het bijzonder kiezen we x en y telkens zodat de graad van de veeltermen in n vermindert:d|n4+3n2+1 en d|n3+2n, zodatd|1.(n4+3n2+1)-n.(n3+2n) of d|n2+1En dus:d|1.(n3+2n)-n.(n2+1) of d|nUit d|n4+3n2+1 en d|n, vinden we:d|1.(n4+3n2+1)-(n3+3n).n en dus d|1.Bijgevolg moeten alle gemeenschappelijke delers d van n4+3n2+1 en n3+2n, delers zijn van 1. En zo kan enkel 1 een gemeenschappelijke deler zijn.Besluit: ggd = 1.MVG,Andros andros zaterdag 14 juli 2007
andros zaterdag 14 juli 2007
©2001-2024 WisFaq