Ik heb een probleempje met mijn wiskunde er is een vraag en daar begrijp ik opdracht b en c niet van. Hier komt hij:
Er zijn door taaldeskundigen verschillende pogingen gedaan om de leesbaarheid van een tekst in een getal uit te drukken. In 1952 kwam Gunning met de formule M = 0,4(W+P) voor de moeilijkheidsgraad van een tekst. Hierin is W het gemiddeld aantal worden per zin en P het percentage van de woorden dat drie of meer lettergrepen bevat.
a) Bereken M voor W = 18 en P = 38. b) Zal bij een moeilijk leesbaar boek M groter of kleiner zijn dan bij een eenvoudig leesbaar boek? c) Welke waarden zal M bij benadering aannemen?
Antwoorden a): M = 0,4 (W+P) M = 0,4 (18+38) M = 22,4
Anonie
Leerling bovenbouw havo-vwo - dinsdag 19 juni 2007
Antwoord
b) Een tekst waarbij W groter wordt (gemiddeld aantal woorden per zin) en P groter wordt (percentage woorden met drie of meer lettergrepen) is moeilijker te lezen. M wordt dan groter! Het was ook immers een maat voor de moeilijkheidsgraad? Dus hoe groter M hoe moeilijker de tekst...
c) Neem eens een eenvoudige tekst en dan tellen. Neems eens een moeilijke tekst en dan gaan tellen. Je krijgt dan wel een beetje een idee...