X is een getal. Door de vergelijking op te lossen moet je te weten komen wat voor voor X moet invullen. Dat doe je door de haakjes weg te werken: (X-3.365)·4/6 = (4/6)·X-(4/6)·3,365 etc. Uiteindelijk houd je dan een simpele vergelijking over.
Er is nog wel één probleem. Er staat 13%. Daar zou het getal 13 mee bedoeld kunnen worden maar ook het getal 0,13. Dat hangt af van de context.