Tijdsduur nodig voor 1 enkele meting is voor beide apparaten normaal verdeeld: Apparaat A: m=16; s=2 [Minuten] Apparaat B: m=12; s=3 [Minuten]
Bereken de kans dat meting met apparaat A sneller klaar is dan met Apparaat B
Op een dag verricht men 30 metingen met apparaat A en 40 met apparaat B.
Bepaal de kans dat de 70 metingen op bovenstaande manier binnen 1 werkdag klaar zijn.
Bob
Student hbo - dinsdag 10 april 2007
Antwoord
Vraag 1 Definieer V=A-B, bepaal E(V) en s(V) (denk aan de wortel-n-wet) en bereken: P(V0). Vraag 2 Een werkdag duurt 8 uur, dus... 480 minuten. Neem F=30·A en stel vast dat E(F)=480 P(F480)=1/2 Neem G=40·B en stel vast dat E(G)=480 P(G480)=1/2 Nu moeten beide apparaten binnen een werkdag klaar zijn, dus wat is de kans dat F480 en G480? Nou jij weer...