Een landmeter bevindt zich aan de oever van een rivier en verplaatst zich van C naar D. Aan de overkant ziet hij een gebouw waarvan hij de breedte |AB| wil kennen. Hij maakt hiervoor de volgende opmetingen: |CD|= 100 m, hoek ADC=64°, hoek BDC=41°, hoek BCD=70° en hoek ACD=54°. Bereken de breedte van het gebouw.
Ik heb al heel veel keer geprobeerd maar ik kom steeds op 48.7 m maar we hebben als oplossing gekregen dat het 39.3 m moet zijn.
Kevin
2de graad ASO - zaterdag 10 maart 2007
Antwoord
Hallo Kevin
De oplossing is inderdaad 39.3 m Je kent de hoeken CAD en CBD In DACD kun je met de sinusregel |AC| berekenen (|AC|=101.8 m) In DBCD kun je met de sinusregel |BC| berekenen (|BC|= 70.3 m) In DABC kun je nu met de cosinusregel |AB| berekenen.