Ik heb er geen idee van hoe hier aan te beginnen...
In een gebied wordt de populatie van een vogelsoort beschreven door de functie: n(t)= 2^(-t+2)-2^(-2t)+5 (^=tot de macht) n=aantal vogels in 100tallen t= tijd in jaren t=0 is het tijdstip nu tot hier ben ik nog mee
*wanneer ontstond deze vogel? dus wanneer was n=1? *leid uit de grafiek van n(t) af wanneer de populatie het grootst was en hoeveel was deze maximale waarde? dus wanneer n=max *hoe groot is de populatie nu? dus n(nu)=? *bereken de populatie binnen 2 en 4 jaar dus n(nu+2)=? en n(nu+4)?
yannic
3de graad ASO - donderdag 24 oktober 2002
Antwoord
a. dan moet je dus n=1 invullen en oplossen. (hoewel ik me bedenk dat er 'in den beginne' wel 2 vogels geweest zullen zijn want anders planten ze niet voort..)
1=2-t+2-2-2t+5 =2-t.2+2-(2-t)2+5 = 4.2-t-(2-t)2+5 Û -(2-t)2+4.2-t+4=0
Dit is een vierkantsvergelijking in 2-t op te lossen met de abc-fomule probeer deze vanaf hier zelf eerst eens verder...
b. Kennelijk moet je uit de grafiek opmaken waar de top ligt, en welke tijd t daarbij hoort. Deze tijd die je afleest, vul je in in de formule.
c. als "nu" betekent t=0, dan vul je dus t=0 in in de formule: n(0)=22-1+5=8 dus 800 vogels