Om je functievoorschrift bij D0 te bepalen weet ik dat AX2+BX+C=A*(X-X1)*(X-X2) (waarbij X1 en X2 de oplossingen zijn van de abc-formule). Ik vroeg me af hoe je aan deze vergelijking komt, het bewijs ervan.
mvg jan
jan pa
Student Hoger Onderwijs België - dinsdag 30 januari 2007
Antwoord
Je kunt op meerdere manieren naar je vraag kijken. Vanuit het standpunt van het hoger onderwijs valt deze eigenschap bijvoorbeeld te bewijzen met de theorie van ringen en lichamen waar factorisaties worden bestudeerd. Hou je het op een lager niveau, dan kan het bijvoorbeeld als volgt. Als je de twee oplossingen zoals de abc-formule die levert, x1 en x2 noemt, dan is gemakkelijk te bewijzen (door domweg uitschrijven) dat x1.x2=c/a en x1+x2=-b/a. Deze formules zijn je ongetwijfeld bekend. Welnu, als je de vorm a(x-x1)(x-x2) uitwerkt, krijg je a(x2-(x1+x2)x+x1x2) ofwel a(x2 + b/a.x + c/a) ofwel ax2+bx+c en dat is het begin van alle kwadratische functies.