Als ik in een willekeurige koordenvierhoek ABCD de diagonalen teken, ontstaan er overeenkomstige hoeken, ÐD1 = ÐA2 ÐA1 =Ð B2 enz.. hoe bewijs ik dit?
Karen
Leerling bovenbouw havo-vwo - woensdag 3 januari 2007
Antwoord
De hoekenparen waarvan je moet bewijzen dat ze gelijk zijn staan op een zelfde koorde (op eenzelfde cirkelboog). Volgens de stelling van de omtrekshoek of de stelling van de constante hoek zijn ze dan gelijk.