Aangenomen dat Wim de broer van Bob is, dan kan je dit vraagstuk als volgt oplossen: noem het bedrag van Wim x. Bob heeft dan x-64. Als Wim € 200 aan Bob geeft dat heeft Wim x-200 en Bob x-64+200=x+136. Nu geldt:
2·(x-200)=x+136
2x-400=x+136
x=536
Dus Wim had €536 en Bob €472.En als Bob geen broer is van Wim en de 200 euro dus gewoon uit de lucht komt vallen dan krijg je dat Wim heeft x euro Bob x-64. Er geldt dan:
2·x=x-64+200
x=136
Wim had €136 en Bob €72.
WvR
woensdag 16 oktober 2002