stel s = de lengte van de roltrap vr = de snelheid van de roltrap vb = de snelheid van mr. Bean t = de gezochte tijd
s = vr · 60 s = vb · 90 s = (vr + vb) · t
$\Rightarrow$ vr = 3/2·vb $\Rightarrow$ vb · 90 = (3/2·vb +vb) · t $\Rightarrow$ 90 / 2,5 = t $\Rightarrow$ 36 = t
Jan Ve
Iets anders - woensdag 29 november 2006
Antwoord
Al dat gedoe met die variabelen lijkt me nergens goed voor. Zoals ik al zei: kies voor de lengte van de roltrap een handige lengte b.v. 6 meter. We krijgen dan voor de snelheid lopend op bewegende roltrap =6/60+6/90=2/30+3/30=5/30=1/6 m/s. Benodigde tijd is dan 6/(1/6)=6·6=36. Afgezien daarvan was het antwoord bedoeld om vragensteller zelf de oplossing te laten vinden......