Ik ben bezig met een vraag, maar komt er niet uit. Kunnen u mij misschien verder op weg helpen?
Er zijn 4 dozen genummerd van 1 tm 4. We gooien 4 ballen in de dozen met kans 1/4 dat een bal in een willekeurige doos valt.
a) wat is de kans dat er tenminste 1 doos leeg is? P(X) b) wat is de kans dat er precies 1 doos leeg is? c) wat is de kans dat doos 1 leeg is?
antwoorden:
ad a) De kans dat er tenminste 1 doos leeg is =P(X)= 1 - de kans dat precies elke bal in een doos terecht komt (= P(Y) ) P(Y) = (1/4 · (4+3+2+1))/4! = 10/96 P(X)= 1- P(Y)= 86/96 (in antwoordenboek: 87/96) (4+3+2+1): voor de eerste bal heb je 4 plekken vrij, voor de tweede bal heb je nog 3 plekken vrij...etc. b)kans precies 1 doos leeg: Vertaald naar: Kans dat doos 1 of doos 2 of doos 3 of doos 4 leeg is. P(doos 1 leeg)= P(doos i leeg) i=1,2,3,4 Dus de gevraagde kans is 4 P(doos 1 leeg) P(doos 1 leeg)= (1/4 ·(3+2+1+3))= 9/96 dus 4·9/96= 36/96 = 6/16 (antwoordenboek 9/16) c) kans dat box 1 leeg is dus 9/16= 144/256 (antwoordenboek 81/256) Bedankt alvast!
kkchan
Student universiteit - zaterdag 5 november 2005
Antwoord
Als je bij elk van de 4 worpen noteert in welk bakje de bal is gevallen dan krijg je rijtjes van 4 cijfers bestaande uit enen, tweeen, drieen en vieren. Zo stelt dan het rijtje 1323 voor: eerste bal in bakje 1, tweede bal in bakje drie, derde bal in bakje 2 en laatste bal in bakje 4. Er zijn in totaal 4·4·4·4=44=256 van deze rijtjes mogelijk.
a) Je schrijft terecht: De kans dat er tenminste 1 doos leeg is =P(X)= 1 - de kans dat precies elke bal in een doos terecht komt (= P(Y) ). Voor P(Y) moet je kijken naar alle rijtjes getallen die uit 4 verschillende cijfers bestaan. Dit aantal rijtjes is gelijk aan 4·3·2·1=4!=24. Dus P(Y)=24/256=3/32(=9/96) P(X)=1-3/32=29/32(=87/96)
b) Er is precies 1 bakje leeg: dat betekent rijtjes waarin precies 3 van de 4 getallen voorkomen, en dus een getal dubbel. Dat kan op op de volgende manieren: 1) het tweede getal is gelijk aan het eerste;aantal mogelijkheden: 4·1·3·2=24 2) het derde getal is gelijk aan het eerste of het tweede getal; aantal mogelijkheden 4·3·2·2=48 3) het vierde getal is gelijk aan het eerste, het tweede of het derde; aantal mogelijkheden; 4·3·2·3=72 De kans is dus (24+48+72)/256=144/256=9/16
c) Je wilt dus rijtjes hebben bestaande uit de getallen 2,3 en 4. Dat zijn 3·3·3·3=81 rijtjes. Kans dus 81/256