Je zou misschien gebruik kunnen maken van de regel:
alogb = glogb/gloga
zodoende is 1/2logx=10logx/10log½ en 2logx=10logx/10log2
ik neem nu maar even de 10-log omdat je daarmee op je rekenmachine verder komt. maar je mag ook de e-log nemen (oftewel de ln, die zit ook op je rekenmachine) of elke waarde voor g die je leuk vindt als die maar groter is dan 0 en ongelijk aan 1. (!)
dit brengt je tot de ongelijkheid:
(10logx)2/(10log½.10log2)1 Û (10logx)2(10log½.10log2)
Je moet dus eigenlijk de snijpunten bepalen (zo die er zijn) van y=(10logx)2 met y=(10log½.10log2) (dit is een constante, ofwel een hor. lijn) En dan bepalen op welke intervallen geldt dat (10logx)2 (10log½.10log2)
Let hierbij op het domein van ..logx want dat is zoals je wel weet <0,®>