Van de Nederlandse vakantiegangers ging in 1987 15% naar duitsland. Bij het onderzoek zijn 50 vakantiegangers ondervraagd. Bereken in vier decimalen nauwkeurig de kans dat: er tussen de 10% en 15% naar duitsland ging.
10% van 50 is 5 15 % van 50 is 7,5 Dus ik dacht dat er tussen de 5 en 8 mensen naar duitsland gingen. De kans is 0,15 in het tabellenboekje heb ik gekeken bij n=50 en p=0,15 daarna heb ik gelijk aan 8 of kleiner dan - gelijk aan vier of kleiner gedaan.
Jacque
Student hbo - dinsdag 20 augustus 2002
Antwoord
Beste Jacqueline
Ik heb begrepen dat je zelfstandig het een en ander doorneemt. Het probleem met de vraag is dat deze naar mijn mening niet helder is. Het woord 'tussen' geeft verwarring. Veel mensen bedoelen met tussen 14 en 17 :14,15,16 of 17. In wiskundeboeken e.d. is vaak de bedoeling dat de grenzen er niet bijhoren. Je hebt de grenzen er wel genomen en uitgerekend de kans dat er 5,6,7, of 8 mesnen naar Duitsland gingen Zoals je zelf uitrekent is 10% van 50: 5 en 15% 7,5 Het gaat (als je de grenzen niet meerekent) om 6 of 7 mensen Dus de kans "kleiner of gelijk aan 7" - de kans" kleiner of gelijk aan 5", of iets korter en formeler: P(5X7,5|p=0,15;n=50)=P(X7|p=0,15;n=50)-P(X5|p=0,15;n=50)
Kort gezegd methode goed, grenzen verkeerd (begrepen).