Hallo, nog bedankt voor de vorige keer dat jullie me hielpen. Nu heb ik weer een vraag. Volgens mijn wiskunde lerares kun je het NIET op een andere manier doen dan alle mogelijkheden uit te schrijven, maar ik denk dat je het kan berekenen. (Ik ben ook een beetje lui... dus zoek ik maar methodes om het uit te rekenen :P en om tegen mijn wiskunde lerares te zeggen als je het kan uitrekenen dat ze ongelijk heeft :P)
De som: Annemiek gaat op skireis. Ze heeft keuze uit 3 soorten broeken. Een rode broek, een groene en een blauwe. Ze heeft ook keuze uit 3 soorten kleren. Gele kleding, blauwe kleding en orangje kleding. Ze heeft 2 keuzes voor mutsen. Een groene en een gele muts. Hoeveel mogelijkheden zijn er waarbij ze iets groens aan heeft.
Dank u wel.
Tsunki
Leerling onderbouw vmbo-havo-vwo - woensdag 22 juni 2005
Antwoord
Hallo,
Ze kan dus kiezen uit 3, weer uit 3 en dan uit 2; het totaal aantal mogelijkheden is dus: 3·3·2 = 18 verschillende outfits.
Bij de broeken heb je 2/3 om iets niet-groens te nemen. Bij de kleren heb je opnieuw 3/3 om iets niet-groens te nemen (sowieso niet-groen dus) Bij de mutsen heb je 1/2 om iets niet-groens te nemen.
Aantal mogelijkheden zonder groen: 2/3 · 3/3 · 1/2 = 6/18 Aantal mogelijkheden mét groen: 1-6/18 = 12/18
Ofwel beginnen we onderaan, bij de mutsen:
Als je de groene muts neemt is het al in orde, dat is in 1/2 van de gevallen, 9 van de 18 mogelijkheden. Als je de gele muts neemt (andere helft van de gevallen), dan kan het enkel nog door de groene broek te nemen, dit kan je voor elk stuk kleding doen, 3 mogelijkheden in het totaal dus.
Dus, aantal mogelijkheden met groen: 9 + 3 = 12 (van de 18)