Hier zit ik vast, cos(0)-1=0 en sin(0)=0Þ(1/10)(0/0) Met de grandformule kan ik cos en sin nog omvormen maar het blijft 0/0 uitkomen. Misschien zit de fout daarom al in het begin ergens en maak ik een domme fout?
Alvast bedankt, Maarten
Maarte
3de graad ASO - vrijdag 13 mei 2005
Antwoord
Stel -(1-cos23x) = -sin23x
Je bekomt dan -1/10.sin23x/sin25x
Je kent de stelling : lim voor x®0 van sin z/z = 1
Vermenigvuldig en deel de teller met (3x)2 = 9x2. En de noemer met (5x)2 = 25x2.
Pas nu bovenstaande stelling toe met in de teller z=3x en in de noemer z=5x.
Je bekomt dan -1/10.(12.9x2)/(12.25x2) = -1/10.9/25 = -9/250