kunnen jullie me deze helpen oplossen op de hand? En hoe zit 't dat met arctan?
BVD Paul
pcpoor
Iets anders - vrijdag 8 april 2005
Antwoord
De sinus van een hoek is gelijk aan de cosinus van de complementaire hoek.
Dus sin(x+p/4) = cos(p/2-x-p/4) = cos(p/4-x)
Dus de vergelijking wordt : cos(2x) = cos(p/4-x)
De cosinussen van twee hoeken zijn gelijk als 1) de hoeken gelijk zijn op een veelvoud van 2p na 2) de hoeken tegengesteld zijn op een veelvoud van 2p na
Dus 1) 2x = p/4- x + 2kp 3x = p/4 + 2kp x = p/12 = k.2p/3 Voor k=0, k=1 en k=2 vind je een hoek in [0,2p]
2) 2x = -p/4 + x + 2kp x = -p/4 + 2kp Voor k=1 heb je een hoek in [0,2p]