Ik heb problemen met de volgende opgaven, ik heb de oefeningen nog eens hermaakt maar ik weet niet waar het schoentje wringt?
(1) Bepaal een rechte L door de oorpsrong die het gebied tussen y=-x2+6x en x-as in twee gebieden verdeelt met dezelfde oppervlakte.
f(x)=-x2+ 6x en y=kx totale oppervlakte = 36 (via integralen berekent tussen x=0 en x=6 )
-x2+6x-kx=0 $\Leftrightarrow$ x=0 v x=6-k We hebben eerst de oppervlakte onder de rechte van 0 tot (6-k) Dit is een driehoek dus: ([6-k)(6-k)]/2 (=0pp I)
Dan is er nog een stukje over van (6-k) tot 6, dit is een stukje van de parabool, oppervlakte II
oppII= (6 -$>$ 6-k)$\int{}$(-x2+6x)dx
Dus: oppI + oppII= gehalveerde opp $\Leftrightarrow$ ([6-k)(6-k)]/2 + 6 -$>$ 6-k)$\int{}$(-x2+6x)dx = 18 $\Leftrightarrow$ 18+ 1/2k2 -6k - (63/3 - (6-k)3/3) + 6(62/2 - (6-k)2/2 ) = 18 $\Leftrightarrow$ -k3+ $\frac{7}{2}$k2- 6k + 144=0 $\Leftrightarrow$ k=6,238.... ? (ik heb via mijn grafische rekenmachine het nulpunt van de bovenstaande vergelijking trachten te bepalen)
Wat deed ik fout? De juiste oplossing zou zijn: rico L=-33√4 +6
(2) Bepaal een rechte L evenwijdig met de X-as, die het egbied tussen y= -x2+9 en de X-as in twee gebieden verdeelt met dezelfde oppervlakte.
Ik deed het volgende:
f(x)= -x2 +9 en y=k totale oppervlakte = 36 (via integralen berekent tussen x=-3 en x=3 )
-x2 +9 = k $\Leftrightarrow$ x= +/- √ (9-k)
De grafiek van de functie is volledig symmetrisch dus het volstaat de ene helft te berkenen en vermenigvuldigen met 2.
We bereken eerst de oppervlakte onder de rechte tussen x=0 en x=√ (9-k)
Dit is een rechthoek dus oppervlakte I = k.√ (9-k)
Het tweede gedeelte van de oppervlakte gaat van x=√ (9-k) tot x=-3 onder de parabool dus.
$\Leftrightarrow$ (2k + 6 -2/3k - 18)√(9-k) +18=0 $\Leftrightarrow$ (4k - 12)√(9-k)=-18 $\Leftrightarrow$ √(9-k) = -18/($\frac{4}{3}$k-12) $\Leftrightarrow$ -16/9 k3 - 16k2 - 432k + 972 = 0 $\Leftrightarrow$ k= 2,057.... ? (ik heb opnieuw via mijn grafische rekenmachine het nulpunt van de bovenstaande vergelijking trachten te bepalen)
De juiste oplossing zou moeten zijn: y= 9- (9/2)3√2 ?
Kan iemand me hiermee verder helpen aub?
Alvast bedankt...
Veerle
3de graad ASO - zaterdag 2 april 2005
Antwoord
Het is handiger de 'bovenste helft' te nemen. De oppervlakte van het gele stuk is inderdaad 18. Je kunt dan met de rechter grens x=6-k de oppervlakte van het gele stuk uitrekenen... en daar komt 18 uit. Je krijgt zoiets als:
Bij voorbeeld 2 kan je kijken naar de integraal van -x2+9 met de grenzen -Ö(9-x) en Ö(9-x). Je krijgt dan: