Je hebt 3 dobbelstenen en een vierkant waarvan 1/4 gearceerd is. Wat is de kans dat bij het gooien van de dobbelstenen een dobbelsteen in het gearceerde gedeelte terechtkomt?
Kurt D
Ouder - dinsdag 21 mei 2002
Antwoord
Het zal toch niet bedoeling zijn dat er rekening wordt gehouden met de afmetingen van de dobbelstenen? Want dan kan de steen een klein stukje op het gearceerde deel van het vierkant liggen, en wat moet je dan? Bovendien zou een dobbelsteen die groter dan het vierkant is er dan altijd in/op vallen. En dat dobbelstenen elkaar kunnen wegkaatsen, net als jeu de bouleballen, zal toch ook wel niet de bedoeling van de vraag zijn, neem ik aan. Vervolgens is de vraag: hoe wordt het woordje 'een' gelezen? Bedoel je precies één steen, of is het goed als er 1, 2 of 3 stenen in de arcering vallen, kortom 'minstens één'?
Als er precies één steen in de arcering moet vallen, dan krijg je 3 mogelijkheden: w,n,n of n,w,n of n,n,w (n = niet en w = wel) Kans hierop: 3. ¼ .¾ . ¾
Bedoel je 'minstens één' dan is de complementaire aanpak wel handig: 1 - P(geen een in arcering) = 1 - P(n,n,n) = 1 -(¾)3