ik wil weten hoe ik dit op kan lossen: je hebt een formule h=-0.12x2+3,98 en je moet weten hoe breed je mag zijn wil ik ondere dat viaduct door met een hoogte van 3,7. hoe moet ik dit aanpakken
casper
Leerling bovenbouw havo-vwo - zaterdag 20 november 2004
Antwoord
De vraag is dus: hoe breed is het stuk van het viaduct dat hoger is dan 3,7.
Daarvoor bepaal je de punten x1 en x2 waarvoor de hoogte precies gelijk is aan 3,7. Aangezien het stuk tussen die punten overeenkomt met een hoogte groter dan 3,7 zal het verschil van x1 en x2 je de breedte geven van een rechthoekig voorwerp dat 3,7 meter hoog is en nog net onder de brug door kan.