Dit is een heel klein vraagje, hoe het berekend moet worden weet ik wel maar het gaat hier om de tekening. (ik moet aan kunnen tonen hoe in een tekening een lijn ontstaat). Een voorbeeld: (-1+2i)´(-3-1i) dat antwoord is (5+5i) dan krijg je dus de lijnen W en Z en W·Z.
om de lengt W·Z te krijgen moet je dus W vermenigvuldigen met Z. Maar wat moet er nou gebeuren om te kunnen berekenen, in welke hoek W·Z staat?
Berend
Leerling bovenbouw havo-vwo - vrijdag 12 november 2004
Antwoord
Dag Berend,
Allereerst. Moet het antwoord niet zijn (5-5i)? Typfoutje?
Er geldt (met jouw schrijfwijze): hoek(W·Z) = hoek(W) + hoek(Z)
Tip (bij TI83) Zet je grafische rekenmachine eens in de MODE complex, 'a+bi' ipv. 'Real'. Kies dan [MATH]CPX4:angle(
Overigens, die functie 'angle' heet bij complexe getallen het 'argument', afgekort tot 'arg'. Dus: arg(XY) = arg(X) · arg(Y)