Vraagstuk 1 Een fietser beklimt een helling met een snelheid van 10km per uur. hij heeft 9 minuten minder tijd nodig om dezelfde helling af te dalen met een snelheid van 40km per uur bereken de lengte van deze helling.
Vraagstuk 2 Van een vat wijn wordt eerst 1/4 afgetapt, daarna de helft van de rest en ten slotte nog 1/5 van wat overbleef. Nu zit er nog 12 liter wijn in het vat. Hoeveel liter wijn bevatte het vat oorspronkelijk?
Dank
DD
2de graad ASO - dinsdag 19 oktober 2004
Antwoord
Vraagstuk 1 Er zijn twee onbekenden, nl. de lengte van de helling (s) en de tijd (t) van de beklimming. We kiezen als eenheden : km voor de afstand minuut voor de tijd De snelheden zijn dan 1/6 km/min en 2/3 km/min.
We kunnen nu twee vergelijkingen opstellen. Je weet dat de afgelegde weg gelijk is aan de snelheid vermenigvuldigd met de tijd (s = v.t)
Pas dit nu toe voor het beklimmen van de helling en voor het afdalen (de tijd is dan de tijd van de beklimming verminderd met 9 minuten). Uit deze twee vergelijkingen kun je nu de twee onbekenden s en t berekenen.
Vraagstuk 2 Stel het oorspronkelijk aantal liter gelijk aan x. Vul nu onderstaande tabel in : Er wordt driemaal iets uit het vat genomen. In de eerste kolom staat de inhoud, in de tweede wat eruit wordt afgetapt en in de derde kolom wat er dan nog als rest overblijft. De eerste gegevens staat reeds ingevuld.
De vorm in x in het rechter onderste vakje is de inhoud die er na de derde keer nog in het vat overblijft. Stel deze vorm in x gelijk aan 12. Als je hieruit x oplost, ken je de oorspronkelijke inhoud.