ariam
Leerling bovenbouw havo-vwo - zondag 17 oktober 2004
Antwoord
De definitie van de logaritme zegt alog(b) = c Û ac = b. Dus xlog(8) = 3 Û x3 = 8. Dan kun je de derdemachtswortel van beide leden nemen, dan krijg je x = 2. Maar je kon ook log(x3) = log(8) Û 3×log(x) = log(8) Û log(x) = log(8)/3 Û x = 10log(8)/3 dus x = 2. Maar dat is uiteraard meer werk, en onnodig.
In het algemeen krijg je alog(b) = c Û ac = b Û a = b1/c.