Een spel voor 2 spelers. Gespeeld wordt met 4 boeren, 4 vrouwen, 4 heren en 4 azen uit een kaartspel. De kleur van schoppen en klaveren is zwart, die an harten en ruiten is rood. Er wordt dus met 8 zwarte en 8 rode kaarten gespeeld. Een boer, een vrouw, een heer of een aas heet de aarde van de kaart.
Eerst trekt speler A een kaart (die hij zelf niet terug legt), dan trekt speler B een kaart. Als speler B een kaart trekt met dezelfde kleur of met dezelfde waarde als speler A, wint speler B en krijgt speler B een punt. Anders wint speler A. De twee kaarten gaan terug in het spel en er wordt opnieuw geschud. Het spel wordt herhaald. Winnaar is wie het eerst 5 punten heeft.
Speler A heeft een kaart getrokken. B heeft nu 3 mogelijkheden:
hij trekt een kaart van dezelfde kleur;
hij trekt een kaart van een andere kleur met dezelfde waarde;
hij trekt een kaart van een andere kleur en een andere waarde.
Maak een boomdiagram en bereken de kans bij iedere mogelijkheid
Bereken de kansen voor beide spelers om een punt te krijgen
Bedenk hoe je de punten moet verdelen om het spel eerlijk te laten zijn.
Wie van de spelers heeft er voordeel als niet met 16 maar met 32 kaarten wordt gespeeld? (bijvoorbeeld ook de 4 zevens, 4 achten, de 4 negens en de 4 tienen)
Luc Ri
Leerling bovenbouw havo-vwo - donderdag 23 september 2004
Antwoord
Ik hoop dat je je wiskundeboek beter leest dan de spelregels hier...
Bij a. zal je iets moeten doen als:
Ik neem aan dat je begrijpt waar de getallen vandaan komen, zo niet dan zou ik dat maar eens snel uitzoeken!
Met het boompje kan je dan vraag b. beantwoorden. Vraag c. kan je dan misschien ook wel, geef A bijvoorbeeld 2 punten... ik noem maar iets. En vraag d. moet je even een nieuw boompje maken. Hopelijk lukt het zo...