bedankt voor het snelle antwoord. Zoals ik al zei is het een tijd geleden dat ik wiskunde op school had, dus zou je het wat kunnen uitleggen (toelichten) voor mij?
Jeroen
Iets anders - dinsdag 14 september 2004
Antwoord
Neem een rechthoekige driehoek met de lengte van de zijden a=0,5 en c=1 en b=0,87 (1/2Ö3 ). Dit betekent dat zijde a ligt tegenover hoek A. Hoek C is in dit geval 90o. sin B = b/c=0,87 / 1 =0,87= (1/2Ö3 cos B = a/c=0,5 / 1 = 0,5. Nu zijn de volgende sin en cos bekend: sin 0 = 0; sin 30 = 0,5; sin 45 = 1/2Ö2;sin 60 = 1/2Ö3; sin 90 = 1. De cosinus loopt van 1 naar 0 cos 0 = 1;cos 60 = 1/2Ö3;cos 45=1/2Ö2;cos 60=0,5;cos 90 =0. Als de waarde van de sinus bekend is, dan kan via tabellenboek of rekenmachine bepaald worden hoe groot de hoek is. Dit gaat met de arcsin of arccos knop. Arcsin (1/2Ö2)=45o. Nu worden graden ook wel in radialen uitgedrukt, waarbij 360o=2 p (radialen). Daarnaast zijn er heel veel relaties tussen sin en cos. Bijv: sin -x = - sin x sin (1/2p-x)= cos x sin 2x = 2 sin x cos x Meer info: (1) een wiskunde boek (2) deze site in de rubriek Goniometrie (3) Googelen