Ik wil graag de formule berekenen van de C-14 datering, die veel wordt gebruikt in de archeologie. Ik weet dat de halveringstijd 5730 jaar is. Maar mijn rekenmachine kan dit grote getal geloof ik niet aan!!!
Lina
Leerling bovenbouw havo-vwo - zondag 14 april 2002
Antwoord
Zodra een levend wezen sterft, houdt het op met koolstof op te nemen. De verhouding C-12 tot C-14 op dat moment is het zelfde als voor ieder levend wezen, maar de C-14 vervalt en wordt niet meer vervangen. De C-14 vervalt met halveringstijd 5730 jaar, terwijl de hoeveelheid C-12 gelijk blijft. door nu naar de verhouding van C-12 tot C-14 te kijken en dat te vergelijken met de verhouding in een levend wezen, is het mogelijk de ouderdom (t) van het te dateren object (bot, stuk hout etc.) vrij nauwkeurig te bepalen.
Een formule hiervoor is:
t = ln (Nt/No) x t1/2 / (-0.693)
Hierin is ln de natuurlijke logaritme, Nt/No is het percentage koolstof-14 in het monster vergeleken met de hoeveelheid die in levend weefsel wordt aangetroffen en t1/2 is de halfveringstijd van C-14 (5730 jaar).
Stel je hebt een fossiel dat maar 10 procent C-14 bevat van wat een levend exemplaar zou moeten bevatten, dan is de ouderdom als volgt te berekenen: t = ln (0.10) x 5730 / (-0.693) jaar t = (-2.303) x 5730 / (-0.693) jaar t = 19040 jaar oud