Ik heb voor mijn afstudeeronderzoek een steekproef genomen met een enquete over de waardering van een website. Hierbij heb ik twee groepen onderscheiden: kenners en niet-kenners van de site (de onafhankelijke variabelen). Vervolgens heb ik naar de significante verschillen gekeken tussen deze twee groepen. Hiervoor heb ik een Mann-Whitney test gebruikt (test voor onafhankelijke variabelen).
Wat ik niet begrijp is de uitkomst: als ik naar het gemiddelde van de twee groepen afzonderlijk kijk, zie ik dat er meerdere stellingen van elkaar verschillen. Als ik vervolgens de test gebruik, komen daar maar vijf significante verschillen uit. Hoe kan dat? Ik heb toch de goede test gebruikt? Hier de resultaten:
Ik hoop dat je op basis van deze gegevens er iets over kunt zeggen,
Groetjes Jossy
Jossy
Student universiteit - maandag 2 augustus 2004
Antwoord
"Wat ik niet begrijp is de uitkomst: als ik naar het gemiddelde van de twee groepen afzonderlijk kijk, zie ik dat er meerdere stellingen van elkaar verschillen. Als ik vervolgens de test gebruik, komen daar maar vijf significante verschillen uit. Hoe kan dat? Ik heb toch de goede test gebruikt? Hier de resultaten"
Ten eerste zullen altijd alle gemiddelden verschillen. De vraag is echter of deze verschillen ook significant zijn. Daarvoor toets je. Gezien je geringe steekproeven (16 en 30) zullen verschillen al erg groot moeten uitvallen om significant te zijn. Het meten van een waardering op een Likertschaal heeft overigens tot gevolg dat aan de voorwaarden voor een Mann-Whitney toets niet voldaan wordt. Die mag je namelijk nooit op Likertschaal variabelen toepassen. Een t-test op de gemiddelden van de waarderingen, die normaal met de centrale limietstelling in het hoofd als alternatief kan dienen, gaat hier ook niet op omdat daar de steekproeven te klein voor zijn.
Blijft helaas dus weinig over vanwege de te kleine steekproeven.