Goedenmiddag, ik had een vraag waar ik niet uitkom;
In een studie naar AB0 bloedgroepen werden 6000 mensen getest. Bij 1846 werd noch antigen A noch antigen B gevonden. 2527 personen waren positief voor antigen A; 2234 personen waren positief voor antigen B. Hoeveel personen waren positief voor beide antigenen?
Het antwoord is 10%, maar begrijp niet hoe ze hieraan komen. Bij voorbaat dank.
M
Leerling bovenbouw havo-vwo - woensdag 21 juli 2004
Antwoord
Probeer eerst je gegevens goed in beeld te krijgen. Als je dat met behulp van een tabel doet zoals hier onder volgt de rest, volgens mij, vanzelf:
Bereken het aantal bij A=ja/B=ja en je bent er uit.