Martij
Student universiteit - maandag 21 juni 2004
Antwoord
eerste is natuurlijk niet zo ingewikkeld:
z-1+i = a+ib (met a=... en b=...)Û z = (a+1) + i.(b-1)
tweede: wat staat daar: iÖ(48) - 4, of Ö(48i-4) ???? stel dat eerste, dan zet je dat om in e-macht notatie: r.ei.q met r de absolute waarde van iÖ(48) - 4 en q het argument. als tweede stap verhef je links en rechts tot de macht 1/3 zodat je links de macht 3 "kwijt" bent
derde: Zet 2+2i om in een e-macht notatie. dat rekent prettiger met exponenten.