Zijn mijn antwoorden op onderstaande vragen correct?
De vraag: Gegeven zijn de volgende predikaten: C(x): x bezit een computer E(x): x beschikt over een eigen e-mailadres I(x): x heeft een internet abonnement P(x,y): x heeft een internetaansluiting bij y M= de verzameling van alle studenten W=de verzameling van alle internetproviders
a. Geef de volgende zinnen weer met kwantoren, logische operatoren en bovengenoemde predikaten 1. 'Er zijn studenten die geen computer bezitten, maar wel over een eigen e-mailadres beschikken.' 2. 'Alle studenten die een internetabonnement hebben, beschikken over een eigen e-mailadres.' b. Vertaal de volgende zin in goed Nederlands Ø"xÎM$yÎW:P(x,y)
De antwoorden: Vraag a1: [$xÎM: ØC(x)]Ù[$xÎM:E(x)] Vraag a2: "xÎM:[I(x)ÞE(x)] Vraag b: Niet alle studenten hebben een internetaansluiting
Gerrit
Student hbo - dinsdag 1 juni 2004
Antwoord
dag Gerrit Jan
Je eerste antwoord a1 is niet juist. Zoals jij het formuleert, betekent het: Er zijn studenten die geen computer bezitten en er zijn studenten die een eigen e-mailadres hebben, maar dat is wat anders dan gevraagd wordt. Het juiste antwoord is: $xÎM:[ØC(x)ÙE(x)]