In het vak 'structuren' leerden we heel wat over modulorekenen. De stelling van Euler kwam onder meer aan bod (ook de omgekeerde stelling geldt). De stelling luidde dus
Neem n$\in$$\mathbf{N}$0 en onderstel dat a$\in$$\mathbf{Z}$ Dan geldt: af(n)º1 mod n $\Leftrightarrow$ ggd(a,n)=1
(Een bewijs van de stelling was zeer eenvoudig, omdat we al heel wat over groepen, ringen, modulorekenen kenden. De doorgaande pijl is eenvoudig (zonder a uit L.L. af en de rest vormt een inverse voor a mod n, zodat ggd(a,n)=1 (andere stelling)). De terugkerende pijl: omdat ggd(a,n)=1 behoort a tot de verzameling eenheden van $\mathbf{Z}$n en daarom (andere stelling) is de orde van a een deler van de orde van de verzameling eenheden (=f(n)) zodat de stelling zeker klopt.)
Nu komt mijn vraag:
Voor mezelf formuleerde ik ook 2 stellingen die gelijken op die van Euler. Ik vond nog geen tegenvoorbeeld, maar ook geen bewijs voor de stellingen. Indien iemand van jullie iets zou kunnen zeggen over het bewijzen / ontkrachten van één van de stellingen zou dat al heel tof zijn. De vermoedens zijn:
1) Neem n$\in$$\mathbf{N}$0 en onderstel dat a$\in$$\mathbf{Z}$ Dan geldt: af(n)ºakf(n) mod n ; k$\in$$\mathbf{N}$0 (Dit dus zonder de voorwaarde van ggd.)
2) Neem n$\in$$\mathbf{N}$0 en onderstel dat a$\in$$\mathbf{Z}$ Dan geldt: af(n)+1ºa mod n $\Leftrightarrow$ ggd(a,n/ggd(a,n))=1 (Als Euler geldt, geldt deze congruentie zeker ook. Inderdaad is deze voorwaarde voor ggd een zwakkere voorwaarde dan die voor Euler (ggd(a,n)=1).)
Joeri
Student universiteit België - vrijdag 7 mei 2004
Antwoord
Hallo, Joeri. Nu beter, hoewel er nog geen antwoord uit Nijmegen is gekomen. Stel d=ggd(a,n), a=dA, n=dN, zodat ggd(A,N)=1. Er geldt f(n) = f(N)z voor een geheel getal z. Ook geldt Af(N)=1 (mod N), dus Af(N)=1+mN voor zekere m. Dan af(N)=df(N)(1+mN), en ook af(n)=df(n)(1+mN)z=df(n)(1+jN) voor zekere j. Dan akf(n)=dkf(n)(1+jN)k= dkf(n)(1+uN) voor zekere u. Omdat Ndf(n) een veelvoud is van n, leidt men hieruit af: af(n)+1=adf(n)(mod n) en akf(n)=dkf(n)(mod n). Uw vragen worden nu: 1) Onder welke voorwaarden is dkf(n)=df(n)(mod n)? Ofwel:wanneer is n deler van dkf(n)-df(n)? 2) Onder welke voorwaarden is adf(n)=a (mod n)? Ofwel: wanneer is n deler van a(df(n)-1)? Ik hoop dat u hier al iets aan hebt. Maar misschien was u zelf al ongeveer zo ver gekomen. Men kan nu verder naar de priemfactorontbindingen van a en n kijken, en daar bij onderscheiden: de priemfactoren die alleen in a voorkomen, de priemfactoren die in a vaker voorkomen dan in n, de priemfactoren die in a en n even vaak voorkomen, de priemfactoren die in n vaker voorkomen als in a, en de priemfactoren die alleen in n voorkomen. Succes. Stel gerust nadere vragen. Hennie