Je weet dus dat voor X geldt: X3+3X-14=0 Deze derdegraadsvergelijking heeft drie oplossingen, en één daarvan is X zelf, dan moet je alleen nog bepalen welke oplossing dat is.
Als al gegeven is dat X=2 moet uitkomen, kan je deze oplossing (X-2) wegdelen, en blijft er enkel een kwadratische vergelijking over. Anders moet je Cardano gebruiken.
In elk geval bekom je dit: de drie wortels zijn: 2, -1+iÖ6, -1-iÖ6
Je weet echter dat X niet complex kan zijn: de wortel uit een positief reëel getal (hier 50) is altijd reëel, en de derdemachtswortel van een reëel getal is ook altijd reëel. Dus kan je besluiten dat X=2...